leidenpedagogiekblog

Kinderrechteneducatie als onderzoekend onderwijs

Kinderrechteneducatie als onderzoekend onderwijs

Bespreek en verken de dubbelzinnigheden en strijdigheden van het Kinderrechtenverdrag met leerlingen. Twee vliegen in één klap: leerlingen verwerven kennis van en inzicht in de kinderrechten en oefenen tegelijkertijd in kritisch denken en in burgerschapsvormen, hun eigen burgerschapsvormen.

Het Comité voor de Rechten van het Kind van de Verenigde Naties heeft Nederland verscheidene keren vermaand dat we te weinig werk maken van kinderrechteneducatie. Want volgens het Kinderrechtenverdrag (IVRK) is het zelf een kinderrecht: het recht op informatie krijgen over de kinderrechten (artikel 42). En dat gebeurt in het onderwijs onvoldoende, vindt de VN. Mijn advies voor wie er gehoorzaam aan begint: doe het met beleid. De verleiding is groot om het rechttoe rechtaan te doen, als voorlichting. Dat is ook wat we op scholen meestal doen aan kinderrechten, als we al iets doen: informatie geven. Leerlingen krijgen uitgelegd dat er kinderrechten zijn en welke het zijn, punt. Alsof kinderrechten een soort feiten zijn, onbetwiste normen, a-historisch, boven discussie verheven.

"Het Kinderrechtenverdrag is het resultaat van onvoltooide discussies en het kan alleen maar werken als kader voor voortgaande discussie. Kinderrechteneducatie hoort hierop in te spelen."

Wat ongebruikelijk is, is dat we de kinderrechten contextualiserend, historiserend en problematiserend onderzoeken met leerlingen. De kinderrechten onder de loep nemen en bediscussiëren. Leerlingen laten nadenken en zich een oordeel laten vormen over de kinderrechten. Kortom, de kinderrechten tot serieus onderwerp van serieus onderwijs maken.

Er is veel voor te zeggen om de kinderrechten onderwerp van onderwijs te maken in plaats van voorwerp van voorlichting. De belangrijkste reden is dat de kinderrechten historische en politieke constructies zijn, het resultaat van consensus zoeken en compromissen sluiten. Kinderrechten mogen wereldwijd als maat en norm fungeren, maar ze zijn niet boven discussie verheven. Bovendien zijn ze in veel opzichten niet eenduidig, waardoor interpretatie nodig is.

Stierenvechten

Vorig jaar werd Spanje op de vingers getikt door het Comité voor de Rechten van het Kind van de Verenigde Naties vanwege het stierenvechten. In Spanje wonen kinderen en jeugdigen het stierenvechten bij en bezoeken jeugdigen stierenvechtscholen. De Spaanse regering doet geen moeite om het tegen te gaan. Volgens het Comité is dat in strijd met het Kinderrechtenverdrag. Daarbij beroept het zich op met name artikelen 19 lid 1 en 24 lid 3 van het Verdrag:

“De Staten die partij zijn, nemen alle passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen en maatregelen op sociaal en opvoedkundig gebied om het kind te beschermen tegen alle vormen van lichamelijk of geestelijk geweld …” (art. 19 lid 1 IVRK)

“De Staten die partij zijn, nemen alle doeltreffende en passende maatregelen teneinde traditionele gebruiken die schadelijk zijn voor de gezondheid van kinderen af te schaffen.” (artikel 24 lid 3 IVRK)

Ik weet niet wat de reactie was van de Spaanse regering, maar ik kan me wel een reactie voorstellen. Of bijwonen van stierenvechten schadelijk is voor het kind, valt te bezien. Zelfs of leren stierenvechten schadelijk is, is de vraag. Maar stel dat het inderdaad zo is, dat beide schadelijk zijn, dan nog. Om twee redenen is het zelfs dan niet evident dat bijwonen van of leren stierenvechten in strijd is met het Kinderrechtenverdrag.

In de eerste plaats zijn er artikelen 30 en 31 lid 2:

“In die Staten waarin etnische of godsdienstige minderheden, taalminderheden of personen behorend tot de oorspronkelijke bevolking voorkomen, wordt het kind dat daartoe behoort niet het recht ontzegd tezamen met andere leden van zijn of haar groep zijn of haar cultuur te beleven, zijn of haar eigen godsdienst te belijden en ernaar te leven, of zich van zijn of haar eigen taal te bedienen.” (art. 30 IVRK)

“De Staten die partij zijn, eerbiedigen het recht van het kind volledig deel te nemen aan het culturele en artistieke leven, bevorderen de verwezenlijking van dit recht, en stimuleren het bieden van passende en voor ieder gelijke kansen op culturele, artistieke en recreatieve bezigheden en vrijetijdsbesteding.” (art. 30 lid 2 IVRK)

We mogen aannemen dat stierenvechten tot de cultuur van een etnische groep behoort (van een of meer). Dit lijkt te betekenen dat de overheid kinderen in die groep niet het recht mag ontzeggen om daarnaar te leven. Volgens het Spaanse Hooggerechtshof behoort stierenvechten tot het Spaanse culturele erfgoed en heeft de overheid de plicht erop toe te zien dat het beschermd wordt (oktober 2016). Verantwoordelijkheden als deze worden door het Kinderrechtenverdrag bevestigd in artikelen 30 en 31.

In de tweede plaats is er artikel 12 lid 1:

“De Staten die partij zijn, verzekeren het kind dat in staat is zijn of haar eigen mening te vormen, het recht die mening vrijelijk te uiten in alle aangelegenheden die het kind betreffen, waarbij aan de mening van het kind passend belang wordt gehecht in overeenstemming met zijn of haar leeftijd en rijpheid.”

Dit artikel wijst erop dat de opvatting van de kinderen het nodige gewicht in de schaal legt. Als kinderen zelf het stierenvechten of de stierenvechtschool willen bezoeken en zelf verwachten dat de voordelen opwegen tegen de mogelijke nadelen (eventuele schade), waarom zou het van overheidswege dan verboden moeten worden? Het Kinderrechtenverdrag is dubbelzinnig: het kan gebruikt worden om bevoogding te legitimeren en om bevoogding te kritiseren.

De dubbelzinnigheden en strijdigheden van het Kinderrechtenverdrag kunnen in onderwijs verkend en besproken worden met leerlingen. Twee vliegen in één klap: leerlingen verwerven kennis van en inzicht in de kinderrechten en oefenen tegelijkertijd in kritisch denken en in burgerschapsvormen, hun eigen burgerschapsvormen. Het verdrag is het resultaat van onvoltooide discussies en het kan alleen maar werken als kader voor voortgaande discussie. Kinderrechteneducatie hoort hierop in te spelen.

In aanloop naar de Internationale Dag van de Rechten van het Kind

Deze blogpost is onderdeel van een korte serie in aanloop naar de Internationale Dag van de Rechten van het Kind op 20 november 2020 en bouwt voort op het dossier KROOST ter gelegenheid van de 30e verjaardag van het VN-Kinderrechtenverdrag in november 2019.

Bekijk het dossier KROOST

0 Comments

Add a comment